Meteen naar de inhoud

Hoe een nare ervaring doorwerkt…

Daar zit ik dan, in de wachtkamer op de kinderafdeling van het ziekenhuis. Ik voel dat de tranen branden, dat ik hard aan het werk ben om rustig te blijven en om te voorkomen dat ik hier keihard ga brullen. Het zou wat zijn, in deze serene rust waar ik de enige ben die nu wacht op een afspraak…visjes zwemmen naast me in een aquarium, het zou me moeten kalmeren.  Een secretaresse is in deze stilte ontspannen aan het werk. Ze zal mij maar ineens hysterisch brullend aan de balie hebben staan. Er zou in haar ogen totaal geen aanleiding voor zijn.

Dus ik pak mijn notitieblokje en schrijf het van mij af…zo kan ik er een blog over maken om anderen te vertellen hoe medisch trauma bij ouders doorwerkt. Over nare herinneringen die ineens voelbaar zijn, als een donderslag bij heldere hemel. En hoe fijn het geweest zou zijn als er destijds een vraag kwam “hoe was het voor u?”. Dan had ik op dat moment keihard kunnen brullen, in plaats van dat ik dat nu zou willen doen, bijna 4 jaar later.

Marilene de Zeeuw maakte er een vlog over voor Vakblad Vroeg. De titel is: “baby’s na het ziekenhuis, lijfelijk genezen”. Het is een oproep aan medisch personeel om verder te kijken dan alleen de fysieke genezing. En hoewel de titel van de vlog doet vermoeden alsof het alleen om het kind gaat, doet ze ook een beroep om meer aandacht te hebben voor de ouders. En terecht, ik heb het ervaren.

Mijn verhaal over onschuldige pseudokroep

Beide dames van ons hebben aanvallen van pseudokroep. Als ze een simpel virusje hebben, kondigt zich dit aan met een blafhoest en benauwdheid. Iets wat voor mij geen issue was, omdat ik er al bekend mee was van vroeger. Mijn zusje had het ook en het leidde eigenlijk nooit tot hele nare situaties. Natuurlijk is het niet fijn als je erg hoest en dit pijn doet, je heel hees wordt, benauwd en je alleen maar kan afwachten tot het voorbij gaat. Dat voelt machteloos. Maar ik wist niet beter dan dat hoesten vanzelf over gaat en je er vooral geen zorgen over hoeft te maken.

En wat zo bij mijn zusje verliep, verliep eigenlijk ook zo bij onze oudste. Zij had haar eerste pseudokroep aanval ’s nachts toen ze 5 maanden oud was. Dit weet ik nog zo goed, omdat ze de volgende dag lachend bij mijn moeder op de verjaardag zat. Zo snel waaide het over, net zoals de aanvallen die er in de loop van de tijd volgenden. Er kwam geen dokter of hoestdrankje aan te pas en alles draaide er om door.

Bij onze jongste was dat een ander verhaal. Bij 10 maanden kreeg zij haar eerste aanval. Die aanval ging iets anders. De hele nacht bleef de pseudokroep aanhouden. Tussendoor dommelde ze wel in, dus we bleven met elkaar rustig. We hadden ook geen reden om ons zorgen te maken, want in ons hoofd zat de gedachte en het gevoel dat het altijd vanzelf over ging. Omdat ze ’s morgens nog zo’n last had, hebben we wel gelijk de huisarts gebeld. Eigenlijk meer met het idee om te horen dat het vanzelf weg zou trekken.

Onze doktersassistent, een doorgewinterde tante met een bak aan ervaring, die onze jongste op de achtergrond hoorde hoesten zei echter: “volgens mij is het goed dat jullie zo toch naar de praktijk komen”. En zo geschiedde. Nog geen uurtje later, zaten we daar. Met een baby, die (toen ik haar omkleedde en haar slaapzak openritste) al paarse voetjes had. De huisarts nam het heel serieus en belde met de kinderafdeling. Ik was gespitst, wat was hier aan de hand? Een specifiek zinnetje uit dat telefoongesprek met de kinderarts staat in mijn geheugen gegrift: “ze moet nu wel bij jullie worden opgenomen, want als ze zo de hele dag blijft en er komt vanavond nog een aanval overheen dan redt ze het niet”. 

Eenmaal in het ziekenhuis verliep het allemaal goed. Ze kreeg verneveling met medicijnen erin, waardoor haar luchtwegen snel weer open trokken. We zijn er een paar dagen gebleven en ze herstelde goed. We kregen te horen dat “sommige kinderen meer last hebben van pseudokroep en dat ze dan wat ondersteuning nodig hebben van medicatie”. Prima. Ik weet nog dat we de zomerperiode in gingen en eigenlijk niet meer nadachten over de aanval.

De aanvallen werden erger

Tot ik in de herfst op vakantie was bij mijn zusje in Berlijn en onze jongste daar weer een aanval kreeg. Ik werd al wat zenuwachtiger dan de eerste keer omdat ik wist dat onze jongste blijkbaar niet zonder medicatie uit de aanval komt. Binnen twee uur zaten we daar bij de kinderarts. Een mooi systeem trouwens in Duitsland. Ze hebben daar kinderartsen die in de wijk zitten, net zoals bij ons de huisartsen. Zo kom je met je kind dus altijd gelijk bij een kinderarts, die in de eigen praktijk ook lichte medische handelingen kan verrichten zoals de verneveling die onze dochter nodig had. Met een uurtje waren we weer buiten en konden we met medicatie weer naar huis. Dat scheelde een opname!

In de anderhalf jaar erna kreeg ze nog meerdere keren pseudokroep. We kregen van de huisarts pufjes tegen de benauwdheid die bij de aanval hoorde. Het hielp wat, maar niet zo goed als de medicatie uit Duitsland. Toen we tijdens een aanval, onze jongste was toen 3, die pufjes gaven ging ze ineens heel hard achteruit. We twijfelden, moesten we eerst naar het ziekenhuis bellen waar onze jongste natuurlijk bekend was vanwege haar opname als baby of moesten we naar de huisartsenpost. We belden voor de zekerheid de huisartsenpost (het was na 17 uur, dus we konden niet meer bij onze eigen huisarts terecht helaas).

Meer weten over pseudokroep en de richtlijnen die artsen hanteren kijk op thuisarts.nl

We belden de huisartsenpost meer met het idee dat die zou zeggen dat we gelijk naar het ziekenhuis moesten. Het enige dat onze dochter nu nodig had, was die verneveling!  Ik gaf aan dat het echt niet goed ging met haar, maar de assistent stond erop dat we eerst langs de huisartsenpost gingen. Het was volgens haar niet aan ons om te beslissen of we naar de kinderarts mochten. Nog voordat ik had opgehangen zat mijn man al met onze dochter in de auto….voor mij een teken dat het echt serieus achteruit ging. Ik probeerde in de auto rustig te blijven voor haar, maar zag de benauwdheid toenemen. Toen we bij de huisartsenpost kwamen, wist de assistent doodleuk te vertellen dat de huisarts net naar een spoedpatiënt was en dat we moesten wachten. Met ons heel erg benauwde meisje, hard blaffend als een zeehond stonden we daar. Ik kon die dame wel over de balie trekken. Was dit geen spoed?

Gelukkig kunnen artsen een betere beoordeling over spoed maken, want voor we het wisten kwamen er twee huisartsen uit een kamer omdat ze aan de hoest van ons kleintje hoorden dat het niet goed was (er waren blijkbaar dus toch artsen?!). Ik zag aan hun gezicht dat het ernstig was… en heb alleen maar herhaald: “het ziekenhuis kent haar”. En ondertussen was daar dat zinnetje van 2 jaar geleden in mijn hoofd  “anders redt ze het niet”. Ze belden met de kinderafdeling en de kinderarts die dienst had kende onze dochter. We mochten gelijk komen en de huisartsen kregen instructies welke medicijnen er in de ambulance toegediend moest worden. Ik deed niets anders dan naar tekenen zoeken hoe ernstig het was. En ondertussen hoorde ik in mijn hoofd “anders red ze het niet, anders red ze het niet”.

Had iemand toen niet kunnen zeggen “ze is erg benauwd, sommige kinderen hebben dat als gevolg van pseudokroep maar het komt goed. We hebben genoeg medicijnen die dat kunnen onderdrukken”. Dat zou mij zo geholpen hebben. Maar helaas, zo ging het niet.

Toen ze in de ambulance het mondkapje met medicijnen en verneveling kreeg kon ik pas weer wat rustiger nadenken. Nu zou de aanval wegtrekken. Waar ik overigens inmiddels kalmeerde tijdens de ambulancerit, werd manlief op de snelweg ingehaald door een ambulance met loeiende sirenes waar zijn dochter in lag met mij. Daar sloeg de adrenaline bij hem aan.

In het ziekenhuis was ons meisje helemaal uitgeput van de dot medicatie die ze gehad had. Maar de paniek was weg en de rust vanuit de kinderarts straalde door op ons beiden. Het kwam goed. We hebben een paar dagen in het ziekenhuis gelegen en kregen de medicijnen die we destijds in Duitsland ook kregen mee naar huis. Als ze ooit nog een eerste hoest zou krijgen die op pseudokroep zou lijken, dan konden we het gelijk geven en konden we daarna rustig naar het ziekenhuis rijden voor controle zonder tussenkomst van een huisartsenpost.

Tip: we hebben haar gelijk ziekenhuisspel gekocht om haar eigen verhaal uit te spelen. Dat hebben zij en haar zus in die periode vaak gedaan. En weet: het verhaal van het kind kan een andere verhaal zijn dan die van jezelf.

Trauma zat in mij

Maar trauma zat inmiddels overal in mij. In mijn hoofd, maar vooral in mijn lijf. Bij elk eerste hoestje daarna was ik weer terug bij die avond. Bij elk eerste hoestje kon mijn hoofd niet meer nadenken, de spanning gierde door het lijf, de zenuwen deden me doen trillen en ik kon niet meer logisch denken. Iets nam mij compleet over. Matrassen  en dekens sleepten we over de gang om de dame naast me te hebben liggen op die momenten. Ik bleef als een waakzaam lammetje wakker om te kijken of de boze wolf niet zou terugkeren. We zijn de twee jaar erna meerdere keren ’s nachts naar het ziekenhuis gereden om telkens gerust gesteld te worden en te horen: “het drankje heeft gewerkt, ze blijft rustig jullie mogen weer naar huis”. Er kwam zelfs een moment dat onze dochters, inmiddels 5 en 6 jaar oud,  midden in de nacht zeiden: “moeten we nu echt naar het ziekenhuis voor controle, het gaat toch goed na dat drankje”.

Dat was het punt dat ik me realiseerde dat ik de enige in huis was die nog last had van dat eerdere gedoe. Ik heb een van de kinderartsen maar eens gevraagd hoe ik rustig zou kunnen blijven? Toen kreeg ik uitleg over pseudokroep, op welke lichaamssignalen ik zou kunnen letten. Hoe zij als kinderartsen een ernsttaxatie maken, waar ze opletten. Maar vooral ook een antwoord op mijn brandende vraag: “kan ze er ook aan dood gaan?”. Ik werd gerust gesteld dat er nog verschillende middelen zijn om bij een hele erge aanval de boel toch onder controle te krijgen.

Interessant: ik was degene die last bleef houden van die nare ervaring. Onze kleine helemaal niet. Zo kan het dus werken. Elke ingrijpende ervaring wordt door een ieder anders beleefd. Door de veiligheid van ons (we bleven ondanks alles steeds kalm naar haar toe en als het mij te veel was nam manlief het over), is het voor haar geen issue geweest of geworden. Trouwens, voor hem is een ambulance met loeiende sirenes die langs komt scheuren een herbeleving, dat heb ik dan weer niet

Mijn adrenaline die volgde op een hoestje was na het gesprek bij de kinderarts nog niet weg, maar ik kon mezelf steeds beter managen in die situaties. Inmiddels hebben we een eerste winterperiode gehad waarin we de medicijnen niet nodig hebben gehad. Dat voelt heel fijn (ze heeft er voedselallergieën voor terug, maar daar besteed ik  in een later blog wel aandacht aan). Het geeft vertrouwen dat haar lijf groter wordt en virussen op een meer adequate manier aankan.

Maar hoe goed ik dacht op weg te zijn…daar in die stille wachtkamer voor een onschuldige werkafspraak, met visjes die rustig naast me zwommen, daar overviel me de emotie toch weer. Zo werkt dat bij nare ervaringen en zolang ik dat weet en weer rustig wordt, is het voor mij oké!

Merk jij dat je als ouder nog last houdt van een medische ervaring en het belemmert je, zoek dan steun. De huisarts of een behandelend kinderarts kan je mogelijk zelf wat uitleg en handvatten geven, net zoals bij mij is gebeurd. Of verwijzen naar medisch maatschappelijk werk of een psycholoog die ervaring heeft met traumaverwerking.